Terug naar de homepage van de Van Gogh Galerij

De Schilderijen

Click here to go to 'Portrait of Trabuc, an Attendant at Saint-Paul Hospital' page.

Portet van Trabuc, hoofdoppasser in het Saint-Paul gesticht

Saint-Rémy: september, 1889
(Solothurn, Kunstmuseum Solothurn, Dubi-Muller Foundation)
F 629, JH 1774

Click here to go to 'Portrait of Madame Trabuc' page.

Portret van Madame Trabuc

Saint-Rémy: september, 1889
(St. Petersburg, Hermitage)
F 631, JH 1777

De twee portretten die Vincent van Gogh maakte van Charles-Elzéard Trabuc en zijn vrouw, Jeanne Lafuye Trabuc zijn opvallend, zowel wat de uitvoering betreft als de herkomst.

Over het Portret van Trabuc, oppasser in het Saint-Paul gesticht, schreef Van Gogh:

Gisteren ben ik begonnen aan het portret van de hoofdsurveillant en misschien zal ik ook zijn vrouw maken, want hij is getrouwd en woont in een huisje vlak bij de inrichting.

Een heel boeiend gezicht. Er bestaat een mooie ets van Legros die een oude Spaanse edelman voorstelt, als je dat nog weet, dat geeft je en indruk van het type man. Hij is 2 cholera-epidemieën lang in het gasthuis van Marseille geweest, enfin, het is een man die enorm veel dood en leed heeft gezien en in zijn blik ligt een zekere berusting die me onwillekeurig doet denken aan het gezicht van Guizot, want dat zit er ook in, in dat hoofd, maar dan anders. Maar hij is een man van het volk en eenvoudiger. Enfin, je zult wel zien of het lukt en of ik er nog een van maak.

Brief 604
Saint-Rémy
5 of 6 september 1889

Van Gogh genoot van het gezelschap van Trabuc (of “de majoor” , zoals hij door de inwoners werd genoemd). En inderdaad, de Van Gogh biograaf David Sweetman opperde dat “Trabuc de rol op zich had genomen van de vaderfiguur en volksman Roulin, die hij op zijn beurt had overgenomen van de oude Tanguy."1

In tegenstelling tot Van Gogh’s genegenheid voor Trabuc waren zijn opmerkingen over de vrouw van Trabuc in een brief aan Theo een stuk minder vriendelijk en grensden zelfs aan wreedheid:

Ik heb het portret van de surveillant gemaakt en ik heb er voor jou een herhaling van. Het is een nogal merkwaardige tegenstelling tot het zelfportret dat ik gemaakt heb en waarop de blik vaag en versluierd is, terwijl hij iets militairs heeft en kleine zwarte ogen.

Ik heb het hem geschonken en ik zal ook zijn vrouw maken, als zij wil poseren. Het is een verdorde, zielige, heel geresigneerde vrouw, niets bijzonders en zo onbetekenend dat ik [juist] heel veel zin had dat stoffige grashalmpje te schilderen. Ik heb soms met haar gepraat, als ik olijfbomen achter hun huisje schilderde en dan zei ze dat ze niet geloofde dat ik ziek was – enfin, dat zou jij op dat moment ook zeggen, als je me zag werken, mijn geest helder, en mijn vingers zo zeker dat ik zonder maar ook een enkele maat te nemen die Piëta van Delacroix getekend heb.

Brief 605
Saint-Rémy
7 of 8 september 1889

De uitvoering van de twee werken is inderdaad opvallend en Theo zelf omschreef het portret van Trabuc als “buitengewoon” (Brief T33). Ronald Pickvance, een belangrijk Van Gogh kenner, schrijft over het werk:

Het werd waarschijnlijk in één sessie geschilderd, snel en dun op een ongeprepareerd doek en niet overal tot aan de rand. De figuur werd het eerst opgezet; vervolgens de achtergrond met subtiele streken turquoise en roze en de contouren van de figuur rakend. In zijn verwijzingen naar het portret beschreef Van Gogh nooit de kleur. En de kleur, terughoudend en zonder dramatiek, lijkt zich te schikken naar de nadrukkelijke lijnen patronen in de jas en wordt herhaald in het hoofd en de hals en wat breder en losser in opzet, op de achtergrond.2

De herkomst van de twee portretten is eveneens interessant. Allereerst zijn geen van beide schilderijen originelen. Van Gogh schilderde beide portretten en schonk ze vervolgens aan de Trabucs. Helaas zijn de originelen verdwenen maar Vincent maakte ook kopieën van de portretten voor zijn broer Theo. En het zijn deze twee kopieën die het hebben overleefd. De herkomst van het portret van Madame Trabuc is zeker intrigerend omdat het decennia lang als “verloren” werd beschouwd en rond de helft van de negentiger jaren weer boven water kwam. Otto Krebs, die via de Thannhauser Art Gallery in Berlijn in bezit kwam van het schilderij, bewaarde het veilig in een grote kluis in zijn huis in de buurt van Weimar tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vervolgens werd het overgedragen aan een stichting die Krebs zelf in het leven had geroepen. Rond 1947 opende een Russische officier, die het huis van Krebs in beslag had genomen, de kluis en verzond de inhoud naar Leningrad (nu Sint Petersburg). Daar werd het Portret van Madame Trabuc in een zeer geheime opslagplaats van de Hermitage bewaard tot de jaren negentig. Blijkbaar was zelfs de directeur van de Hermitage zich niet bewust van de inhoud van deze opslagplaats.

Biografische informatie

Charles-Elzéard Trabuc werd geboren in Manosque, Basses-Alpes, op 28 Maart 1830. Hij stierf in Saint-Rémy op 25 September 1896, zes jaar na de dood van Van Gogh. Zijn vrouw, Jeanne Lafuy Trabuc stierf in 1903.


1. David Sweetman, Van Gogh: His Life and Art, p. 310.
2. Ronald Pickvance, Van Gogh in Saint-Rémy and Auvers (New York: Metropolitan Museum of Art, 1986), p. 128.

(Vertaald door Jan Geerling)


Terug naar de schilderijen pagina van van Gogh

Terug naar de homepage van de Van Gogh Galerij